![]() |
De kerk
Van Jeruzalem, de stad van God, van de grote feesten van het volk van God, van de tempel en de schone erediensten zingen de Psalmen 27,42, 46, 48, 63, 81, 84, 87, enz. Het is de tegenwoordigheid van de God van het heil in Zijn gemeente, waarvoor wij hier danken, waarover wij ons verheugen, waarnaar wij verlangen. Wat voor de Israëliet de berg Sion en de tempel was, dat is voor ons de kerk van God in de gehele wereld, waar God in Zijn Woord en sacrament altijd bij Zijn gemeente woning maakt.
Deze kerk zal ondanks alle vijanden blijven (Psalm 46), haar gevangenschap onder de macht van de goddeloze wereld zal een einde nemen (Psalmen 126, 137). De in Christus en Zijn gemeente tegenwoordige, genadige God is de vervulling van al het danken, van alle vreugde en verlangen van de Psalmen. Zoals Jezus, in Wie God immers Zelf woont, naar de gemeenschap met God verlangde, omdat Hij een mens is geweest zoals wij (Lukas 2: 49), zo bidt Hij met ons om de volledige nabijheid en tegenwoordigheid van God bij de zijnen.
God heeft beloofd in de erediensten van Zijn gemeente tegenwoordig te zijn. Zo houdt de gemeente naar de ordening van God haar erediensten. De volmaakte eredienst echter heeft Jezus Christus zelf geschonken, door alle vereiste offers in Zijn vrijwillig zondeloos offer tot voltooiing te brengen. Christus bracht het offer van God voor ons en onze offers voor God in Zichzelf. Ons blijft alleen nog maar het lof- en dankoffer in onze gebeden, liederen en in een leven naar Gods geboden (de Psalmen 15 en 50).
Zo wordt ons hele leven een eredienst, een dankoffer. Bij zulk een dankbaarheid wil God zich aansluiten en de dankbaren Zijn heil laten zien (Psalm 50: 23). God om Christus’ wil dankbaar te worden en Hem in de gemeente met hart, mond en handen te loven, dat willen de Psalmen ons leren.
Dietrich Bonhoeffer; uit: Bidden met de Psalmen